Summertime and the jazzin’ ain’t easy
Dworp, een dorp met pakweg 5000 inwoners even ten zuiden van Brussel, is één keer per jaar het epicentrum van de Belgische jazz. Eind juli-begin augustus strijkt daar sinds 1973 de Halewynstichting neer met ongeveer honderd mensen, voor een week jazzstage. Het muzikale equivalent van een bootcamp, zeg maar. “Zoekend naar het gat in de muur.”
In de groene zuidrand van Brussel, pal op de linguïstische grens van Vlaams- en Waals-Brabant, aan de oostkant van Dworp, ligt vormingscentrum Destelheide. Enkele constructies in beton, glas en hout, waar sinds 1971 allerlei kunstzinnige activiteiten een thuis vinden. Je bent er maar een steenworp verwijderd van Sint-Genesius-Rode, Waterloo en Eigenbrakel, met hun riante villa’s, stoeterijen, bossen en vijvers en de uitgestrekte Golf des Sept Fontaines. De omgeving residentieel noemen, is een understatement.
De editie 2019 van de Halewyn-jazzstage start net ná de meest extreme hittegolf ooit sinds de meteorologische waarnemingen. Godzijdank, want je wilt echt niet met drumstellen, piano’s en gitaarversterkers gaan zeulen bij ruim 40 graden Celsius. Voor deze week hebben zich gemeld: 18 zangeressen, 20 blazers, 19 pianisten, 9 bassisten, 15 drummers en 10 gitaristen. Samen 91 studenten, in leeftijd variërend van 15 tot 69 jaar. Tel daar de 13 gerenommeerde docenten bij en je komt aan 104 jazzbeoefenaars, die zich gedurende een week helemaal focussen op muziek.
Veel tijd voor iets anders is er overigens niet: de lessen beginnen om 9 uur en wie voldoende energie heeft, kan les volgen tot 22 uur. Waarna er nog kan worden gejamd. Tussen het ontbijt en de avondlijke jams zitten 4,5 uur instrumentles en 2 uur combo, plus facultatieve lessen muziektheorie voor beginners en voor gevorderden en lessen muziektechnologie. En tijdens de middagpauze is er ook nog een facultatieve initiatie piano voor niet-pianisten. Een muzikale bootcamp, jawel.
Wie komt daar nu op af? En hoe ervaren ze zo’n intensieve stage? Uit die grote groep pikken we willekeurig negen studenten uit om het hun te vragen. Laten we ze eerst even voorstellen:
- Sofie (27) komt uit Leuven en is doctoraatstudent en assistente strafrecht aan de KU Leuven. Ze speelt piano, maar is hier als zangeres.
- Elias (17), ook uit Leuven, is student middelbaar onderwijs en gitarist.
- Fredriek (26) komt uit Brugge en is stagiair-advocaat. Hij drumt.
- Jozefien (28) is stedenbouwkundig ontwerper uit Kortrijk. Ze speelt cello en volgt hier de lessen samen met de bassisten.
- Tom (45) is een Gentse gitarist en werkt in de informaticasector.
- Veronique (44) komt ook uit het Gentse, is van beroep orthodontist en is hier als contrabassiste.
- Alexander (27) is een Antwerpse productontwikkelaar en drummer.
- Vanessa (56) is ambtenaar en komt uit Den Haag. Zij is altsaxofoniste.
- Hugo (67) komt uit Groningen, is gepensioneerd leraar aardrijkskunde en pianist.
Opvallend: bijna alle gesprekspartners zijn op heel jonge leeftijd met klassieke muziek begonnen. Hugo kreeg als jongetje van vier al pianoles van zijn ouders en later van een pianoleraar. Sofie is begonnen toen ze vijf was, eerst viool, nadien piano. Drummer Fredriek is als kind met hobo gestart, Veronique combineerde eerst piano en klarinet en is pas veel later gaan ‘bassen’. Jozefien begon met cello toen ze een jaar of acht was en Vanessa kreeg als kind klassieke pianoles.
Beide gitaristen vormen, wat dat betreft, een beetje de uitzondering. Tom heeft wel een aantal jaren klassieke gitaar gestudeerd, maar is daar pas aan begonnen als late adolescent en Elias is meteen gestart in de jazz-afdeling van de muziekschool. Zijn oudere broer Alexis – ook op deze stage, als pianist – was met klassieke muziek begonnen en dat vond de jonge Elias maar niks. Drummer Alexander is weliswaar heel jong naar de muziekschool getrokken, maar meteen in de afdeling pop-rock, richting slagwerk.
De aanleiding om van klassieke muziek over te stappen naar jazz blijkt divers. “Met klassieke gitaar heb je één keer per jaar een huiskamerconcertje, waarvoor je heel lang moet oefenen, om dan drie nummertjes te kunnen spelen. Je hebt ook minder kans om samen te spelen. En eerlijk gezegd: buiten mijn lessen luisterde ik weinig naar klassieke gitaarmuziek. Dus ben ik overgestapt naar jazz “, zegt Tom.
Hugo had na zijn klassieke pianolessen wat gespeeld in feestbandjes, tijdens zijn studies, en was in die tijd ook in een zigeunerorkest terechtgekomen, met Roemeens-Hongaarse muziek. Waar hij overigens, zoveel jaren later, nog altijd bij zit. Maar het is een toeval dat hem tot de jazz heeft gebracht. “Vijftien jaar geleden kocht ik een vleugel en de verkoper vond dat ik wat jazzy speelde en adviseerde me om les te nemen bij een leraar in de stad. Dat heb ik gedaan. Het was een heel goeie jazzpianist, hij heeft mij op weg geholpen. En ik begon het steeds leuker te vinden.“
“Jazz, dat is te ingewikkeld. Mooi, maar onbereikbaar”
Bij Veronique speelde het toeval evenzeer een rol. Toen ze aan haar studies begon, wou ze klarinet spelen in het symfonisch orkest van de Gentse universiteit. Alleen: er waren al te veel klarinetten. Toen heeft ze zowel de klarinet als de piano aan de kant gezet om zich toe te leggen op haar studies en het studentenleven. Veel later kreeg ze van haar man, voor haar 37ste verjaardag, een les ‘bas’ cadeau. “Elektrische bas. Maar die leraar gaf ook contrabas, iets wat ik al sinds mijn tienerjaren wou doen, maar dat gaven ze niet aan mijn muziekschool. Nadat ik even op zijn contrabas had mogen spelen, was ik verkocht. Dat was toen jazz, ja. Nou ja, pop, rock, jazz, een beetje door elkaar. Daarvóór dacht ik: jazz, dat is te ingewikkeld. Mooi, maar onbereikbaar. Ondertussen is het al iets duidelijker geworden, het concept is geen mysterie meer.”
Fredriek heeft zijn lessen hobo negen jaar volgehouden, maar hield als puber meer van rock dan van klassieke muziek. Via een vriendin is hij drumles gaan volgen in een muziekatelier, bovenop zijn hobolessen aan de muziekacademie. “Het heeft een tijd geduurd voordat ik een startpunt had om jazz te leren. Ik was wel gefascineerd door die muzikanten, die een enorm vocabularium hebben om zich uit te drukken. Door de hype rond jazz ben ik er dan toch ingerold. Via hippe jonge bands als BeraadGeslagen, Stuff of De Beren Gieren ben ik ook gaan luisteren naar klassiekers als John Coltrane en Miles Davis. En ik volg nu sinds twee jaar jazz aan de muziekschool in Brugge.“
Sofie had al een paar jaar jazzpiano en wat theorievakken gevolgd, toen ze zich voor het eerst aanmeldde voor een stage jazz-zang. “Omdat ik toch het liefste zing, wilde ik dat hier uitproberen”, zegt ze. Ze is inmiddels al voor de vierde keer in Dworp.
Voor celliste Jozefien is het geen overstap: “Het is veeleer een aanvulling, want ik speel nog altijd klassieke muziek, zij het minder intensief dan vroeger. Jazz is zeker een verrijking van wat ik op muzikaal vlak ben.”
Vrijheid
Wat trekt hen dan zo speciaal aan in jazz?
“Ik vind het een mooie muzieksoort”, zegt Vanessa, die op haar 25ste is begonnen met saxofoon. “Het vrije spelen, de swing, het streven om zonder bladmuziek te spelen. Het is best wel een worsteling geweest, hoor, om dat allemaal weg te gooien en alles uit het hoofd te spelen. Het is voor amateurs toch wel moeilijk, zoveel standards kennen dat je lekker mee kunt jammen.”
Vrijheid, het komt bij haast alle gesprekpartners naar boven, als naar een motivatie voor jazz wordt gevraagd. “In jazz bestaan geen fouten, hè, bij manier van spreken. Het is vrijer, maar je moet heel goed kunnen luisteren en meespelen met andere mensen. Dat vind ik leuk, dat ik niet de hele tijd alles op een partituur moet volgen. En tja, ik vind jazzmuzikanten gewoon de beste muzikanten”, poneert drummer Alexander.
Zijn drumcollega Fredriek zit op dezelfde lijn: “Als drummer kun je in jazz echt participeren, je reageert spontaan op de rest van de band, je brengt kleur aan. Dat geldt natuurlijk ook voor een aantal andere genres, zoals pop, maar daar blijf je als drummer toch meer zorgen voor achtergrond en ondersteuning. Hoewel, in sommige rockbands heeft de drummer ook een belangrijke rol gehad: ik luister graag naar Cream, Jimi Hendrix, Led Zeppelin. Bij hen werd er op het podium ook veel geïmproviseerd. Ik had altijd een fascinatie voor vrijheid en spontaniteit. Het ultieme drummen is eigenlijk jazz spelen. Als je dát kunt, dan kun je alles.”
“Je ziet overal muren, je ziet niet het gat in de muur”
Bassiste Veronique: “Ik vond dat heerlijke muziek om te horen en dus wilde ik dat wel spelen. Het is ook fijn om te spelen, omdat je mogelijkheden en vrijheden hebt, je zit niet vast aan één basriffje dat je het hele nummer door moet spelen. Het is wel een vrijheid met beperkingen.” (lacht) “In het begin zie je alleen maar de muren waar je met je hoofd tegen loopt. En je ziet overal muren, je ziet niet het gat in de muur.”
Vrijheid is ook wat gitarist Elias apprecieert: “Het leuke aan jazz is dat je niet op voorhand moet afspreken om met iemand samen te kunnen spelen. Om te jammen heb je gewoon een klein repertoire nodig. Eenmaal je die basiskennis hebt, kun je zoveel dingen doen. Wat is basiskennis? Een kennis van akkoordenprogressies, de basis-scales. En niet zozeer wat je er over moetspelen, maar wel wat je er over kunt spelen. Je hebt een soort vrijheid.“
“In jazz kun je meer jezelf zijn”, vindt Sofie. “Klassieke muziek heeft te veel strikte regels voor mij. Vivaldi mag je bijvoorbeeld niet met veel vibrato spelen. In jazz is er veel meer ruimte voor persoonlijke creatie. Ik voel me daar meer in thuis.”
Hugo kwam als vijftiger in aanraking met jazz. “Ik vond het spannende muziek en anders dan wat ik voorheen altijd had gedaan. Ik was tot dan toe altijd aan het begeleiden. Terwijl, met jazzmuziek, daar kon je ook soleren. Je speelt ook heel andere harmonieën, andere ritmes, ik vond het hartstikke mooi. Op een gegeven moment zat ik in een combo met jongens die één of twee jaar conservatorium hadden gedaan en die enorm veel kennis hadden, heel veel gevoel voor ritme ook. Daardoor viel het me op wat ik allemaal niet kon. Toen ben ik, op mezelf, nog wat meer gaan studeren. Melodische solfège, ritmische solfège, dat soort dingen. En daar ben ik nog steeds mee bezig.”
“Die vrijheid van spelen. Niet weten wat er zal gebeuren terwijl je speelt en toch kunnen spelen wat je wilt, binnen een bepaald kader uiteraard. Dat motiveert me om te studeren”, zegt ook gitarist Tom. “Want hoe meer technische kennis je hebt – kennis van harmonieën en van toonladders en zo – hoe vrijer je kunt spelen. Dat vind ik zo tof aan jazz.”
Van horen zeggen
Sofie volgt de stage voor de vierde keer, voor Tom is het zijn derde keer. Veronique, Alexander en Jozefien waren hier één keer eerder. Voor Vanessa, Hugo, Fredriek en Elias is het de eerste keer. De meesten van hen hebben het bestaan van deze stage vernomen via mond-tot-mondreclame. Vaak van een leraar of medestudenten aan hun muziekschool, soms via een collega die hier eerder was. Elias heeft twee jaar terug zijn broer Alexis zien spelen tijdens de eindconcerten bij de afsluiting van de stage. Alexis zou dit jaar terugkomen en hun moeder heeft Elias ervan overtuigd het ook eens te doen. “En ik vind het eigenlijk wel leuk, vooral door met anderen te kunnen spelen.”
Vanessa had van de stage gehoord van vrienden, die er vorig jaar waren geweest. “Dit jaar zijn ze op stage geweest in Frankrijk. Ze zeiden me dat je hier, in Dworp, meer leert. In Frankrijk ging het er wat relaxter aan toe. Je moet daar tegen kunnen, tegen dat laisser-aller. Ik zou het niet kunnen. Bovendien viel de afstand mee voor mij: tweeënhalf uur rijden, dat is te doen. Ik heb geen zin om naar Zuid-Frankrijk te rijden. Kijk, ik heb ook nog een gezin, het gaat dus af van de vakantie met mijn familie. Als ik een week uittrek, dan wil ik ook best wel goed les krijgen.”
Jozefien heeft de stage gevonden via de website van de Halewynstichting. Ze stuurde de informatie door naar haar lerares cello, en die bleek zélf al de stage te hebben gevolgd.
Hugo, die in Groningen 400 km van Dworp vandaan woont, heeft de stage via Google ontdekt. “De voorgaande jaren was ik met ons combo al eens op vakantie geweest in Frankrijk en in Denemarken, waar we dan wat kleine concertjes speelden. Maar dit jaar kwam het er niet van. En ik wilde toch een week muziek maken. In Nederland is er niet veel, wat dat betreft. Ik ben toen gaan googlen: ‘jazz, België, Duitsland’. Toen kwam Halewyn tevoorschijn. Ik ben de website gaan lezen en het zag er degelijk uit. Het kost wel wat, maar ik dacht, ja dat ga ik doen, ik wil het gewoon proberen. Ik zie wel hoe het gaat.”
Verwachtingen
Dat sluit natuurlijk niet uit dat mensen met verwachtingen naar zo’n stage komen. “Meer leren, meer theorie, specifiek voor piano”, zegt Hugo. “En die muziektheorie ’s avonds lijkt me ook wel leuk, daar wil ik ook eens een keertje bij zitten. Maar na zo’n hele dag instrument en combo wil ik nu ’s avonds eerst wel mijn hoofd even leeg maken. Gisteravond ben ik hier in de omgeving lekker gaan fietsen.”
Zijn landgenote Vanessa: ”Ik wil bezig zijn, me concentreren op de muziek. Want in je dagelijks leven kan dat niet. Ik verwachtte dat ik heel goede lessen zou krijgen en lekker met anderen zou kunnen samenspelen. Daardoor krijg je dan weer meer inspiratie, een boost ook.”
De drummers Fredriek en Alexander klinken bijna unisono als ze zeggen dat ze wisten dat het zwaar en intensief zou zijn. Alexander: “Ik had wat schrik van het niveau, deze stage heeft een reputatie van allemaal goede muzikanten bij elkaar. Je weet ook wie hier lesgeeft en dat zijn mensen met wie je niet elke dag in contact komt en les van kúnt krijgen. Geïmponeerd? Ja, een beetje wel, die eerste keer. Maar dat gaat al vlug weer weg, want er hangt hier een heel warme sfeer.”
Fredriek: “Het leek me aantrekkelijk om zoveel te kunnen spelen. Maar naarmate de stage dichterbij kwam, dacht ik dat het misschien ook wel eens ‘te’ zou kunnen zijn. Zou ik het fysiek aankunnen om zoveel uren te drummen? Ik vroeg me ook af hoe men het zou organiseren om met een heleboel drummers tegelijk les te hebben. En hoe je dat allemaal zou verwerken. Nu, blijkbaar is voor dat laatste niet zoveel tijd.” (lacht) “Dat zal iets zijn voor de loop van het jaar, tot de volgende stage.”
Gitarist Elias: “Ik ben naar hier gekomen om te leren, maar ook omdat ik wist dat dit leerproces leuk zou zijn, omdat je het samen met anderen doet, mensen met eenzelfde interesse. Ik heb hier goeie vrienden gemaakt.”
“Ik moest al gaan zoeken waar de mi ligt”
Tom, voor de derde keer in Dworp: “Ik ben ooit –toen ik nog klassieke gitaar speelde – op stage geweest in Namen, ‘Jazz Au Vert’. Ik wist dus al ongeveer wat het was, een jazzstage, toen ik naar hier kwam. Maar die eerste keer, in Namen, was wel een catastrofe. Ik kreeg een leadsheet mee, met akkoordsymbolen op en ik kende dat niet. Ik wist ook de noten op mijn gitaar niet liggen. Dan stond op zo’n blad ‘E7’ en men zei me ‘dat is mi, sol kruis, si en re’. En ik moest al gaan zoeken waar de mi ligt. ‘s Avonds trok ik naar de bar, met een tablatuurblaadje, om aan anderen te vragen hoe je die akkoorden moest nemen. Dat was dus een ervaring van hoeveel er nog te ontdekken viel. Nu weet ik al méér, waardoor het leuker is. Want toen, in Namen, echt plezant was dat niet, hoor. Dat was heel confronterend.”
Haar eerste keer, in 2018, had Veronique niet eens verwachtingen voor zichzelf. “Als mijn zoon geen pianist met veel talent én met drempelvrees was geweest, dan was ik hier wellicht nooit geraakt. Ik wilde hem twee jaar geleden laten komen, maar hij durfde niet goed. We hebben toen afgesproken dat we het volgende jaar samen zouden komen. Verwachtingen? Ik dacht dat ik te oud zou zijn en te weinig zou kunnen. Maar misschien zou ik wel iets leren. En ik heb méér geleerd dan ik had verwacht. Toen ik hier aankwam en mensen zag van mijn leeftijd en ouder, dacht ik: ‘bon, ça va.’ En door een week intensief met muziek bezig te zijn leer je dingen waar je anders geen tijd voor hebt.”
Moeilijk?
De stagiaires komen met een uiteenlopende muzikale bagage. Wat vinden ze van de moeilijkheidsgraad van deze stage?
“Ik was destijds wel blij dat ik al wat theoretische achtergrond had, ook al had ik nog niet eerder zangles gevolgd. Maar ik herinner me van dat eerste jaar dat er wel héél veel info op me afkwam, met ’s avonds de theorielessen en de technologielessen erbovenop”, blikt Sofie terug.
“Voor mij is het goed”, oordeelt Jozefien, “omdat hier ook nogal wat mensen zijn die beter spelen dan ik. Daar kun je veel van leren.”
Elias: “Je merkt wel: het is best vermoeiend, je ziet soms mensen wat afhaken. Het gaat snel, je kúnt nooit alle informatie vatten, maar het is zeker de moeite waard.”
En Tom: “Er is een goede mix van moeilijk en minder moeilijk. Het is wel beter als je al wat jazz-achtergrond hebt. Frustraties? In de drie keer stage in Dworp heb ik al veel mensen horen puffen en klagen dat het niet te doen is, dat ze niet kunnen volgen. Maar velen van hen komen het jaar erop toch terug.” (lacht)
“Puffen en klagen dat het niet te doen is. Maar het jaar erop staan ze hier terug”
“Het niveau van de leerlingen varieert sterk: er zijn er die nog niet zo heel lang spelen, en je hebt er die super goed zijn en die aan een conservatorium gaan beginnen”, zegt Alexander. “Je vindt uiteindelijk wel je eigen plaatsje. Maar het blijft natuurlijk wel uitdagend, en dat vind ik net goed. Beter zo dan te gemakkelijk.”
Voor Vanessa is het soms iets te makkelijk. “Ik ben geen beginner meer, maar ik zit wel in de les met mensen die nog niet zo lang saxofoon spelen. Dat is op zich niet erg, want de leraren pakken dat heel goed aan. Maar ik hoor dus dingen die ik ooit al eens heb gehoord. Ach, het is oké om ze nog eens opnieuw te horen. De kennis wordt opgefrist. Anderzijds had ik het wel fijn gevonden als er heel goede saxofonisten waren geweest aan wie ik me kon optrekken. Dat kan ik nu wel in mijn combo hier. Daarin zitten supergoede muzikanten. Je moet dus altijd spelen met mensen die net iets beter – of veel beter – zijn dan jezelf.”
“Bij de pianisten zit veel niveauverschil, zodat ze ons in drie groepen hebben opgesplitst”, zegt Hugo. “Het niveau, zeker bij de gevorderden, veronderstelt behoorlijk wat theoretische voorkennis, als je wilt oppikken wat de docenten allemaal vertellen over harmonie en toonladders en zo.”
Pluim voor docenten
Vraag je naar wat er positief uitspringt bij deze stage, dan blijken dat de docenten te zijn. “Die staan op een hoog niveau”, meent Veronique. “Het is niet zomaar een leraar van de muziekschool om de hoek. Het zijn mensen met een heel goede achtergrond, die zowel theoretisch als muzikaal heel sterk zijn. Dat inspireert, dat geeft altijd wel iets, op elk niveau, denk ik. En die docenten zijn zo toegankelijk, je kunt ze altijd aanspreken, vragen stellen. Ik heb de indruk dat zij hier ook graag zijn. Die zijn hier niet om hun uren te kloppen. Je voelt gewoon dat hier een goede sfeer hangt.”
“Ik heb de indruk dat ook de docenten hier graag zijn”
“Ze zijn enthousiast in hun manier van lesgeven”, vult Hugo aan. “Maar ook kundig, ze weten waar ze het over hebben en ze proberen je allerlei zaken te leren. En je praat hier natuurlijk met allerlei mensen die allemaal met muziek bezig zijn. Het is leuk om hun verhaal te horen.”
“Je hebt verschillende docenten, met een verschillende benadering”, zegt Vanessa. “Dat is goed. En ik merk nu wat mij ligt: de docent die veel structuur geeft en ook een beetje streng is, goed de leiding neemt. De andere docent gaat gewoon zitten en vraagt met welke vragen wij zitten. Die verwacht dus meer input van de leerlingen. Ik vind het veeleer fijn als de leraar de input geeft, want ik ben naar hier gekomen om les te krijgen. Bij het combo is het meer vrij, daar ligt de nadruk op het samenspelen. De combinatie van les, theorie en combo en daarnaast nog de mogelijkheid om te jammen, dat zijn de sterke kanten van deze stage.”
“Het goede aan deze stage? Het niveau, dat vrij hoog is. En de leerkrachten”, oordeelt Jozefien. “Ja, er is zeker voldoende les.” (lacht) “Vorig jaar heb ik álle lessen gevolgd, want je wilt toch niks van het aanbod missen, hè. Nu probeer ik het iets rustiger aan te doen. Hoewel… ik heb toch het gevoel dat ik iets mis als ik een facultatief deel laat vallen.”
“De goede leraren” is ook het eerste wat Alexander naar voren brengt. “Het programma is intensief, maar goed. In 2017 vond ik het iets té intensief: toen waren er twee groepen bij de drummers, nu zijn het er drie. Dan heeft altijd één groep even vrij. Dat is wel nuttig om het aangeleerde te laten bezinken. Maar bon, het is ook een kwestie van mindset: we gaan hier een vloed aan informatie krijgen en dat zal veel te veel zijn. Dat weten de docenten ook: ze geven gewoon zoveel mogelijk mee en wij proberen daar zo veel mogelijk van op te pikken en te bekijken wat we ermee kunnen doen.”
“De omgekeerde situatie van thuis”
Fredriek ziet het positieve van de stage vanuit een heel eigen hoek: “De situatie is hier tegenovergesteld aan wat ik tijdens het jaar doe. Je krijgt hier heel veel les, maar geen tijd om te oefenen. Thuis is het net andersom: in de drumles op school – slechts een kwartiertje per week – bouw je langzaam op naar nummers, je evolutie wordt gevolgd en je krijgt wat oefenwerk tegen de volgende les. Terwijl er hier diep wordt ingegaan op techniek, iets wat op school maar zijdelings aan bod komt. Zo heb ik hier het eerste anderhalf uur niets anders gedaan dan geleerd hoe je je stok moet laten vallen op je cimbalen. Zo intensief en zo gedetailleerd op techniek werken, dat had ik nog nooit gedaan. Je krijgt hier een vocabularium, een hoop tools mee.“
Alles kan beter
Dit dreigt een goed-nieuws-show te worden. Daarom: wat vinden de stagiaires niet zo geslaagd aan deze week? Of positiever gesteld: wat zouden ze graag verbeterd zien?
“Het eten”, zeggen Vanessa en Jozefien spontaan. Maar Vanessa komt er wel overheen, lacht ze. En Jozefien vindt dat ze thuis gezonder kookt, maar begrijpt dat koken voor ruim honderd mensen iets anders is. Elias gaat laat slapen en mist de mogelijkheid om ’s avonds laat nog iets te eten. “Volgende keer zelf iets meebrengen.” Het fruit en de snoep in de automaat bij de bar zijn duidelijk zijn ding niet.
De groene en rustige omgeving valt bij de meesten erg in de smaak, en over de accommodatie vallen weinig klachten te noteren. “Het is zoals ik het had verwacht”, meldt Hugo. “Een soort volkshogeschool en een grote kantine. Het eten? Nou ja, wat wil je? Dat is trouwens allemaal bijzaak. Het gaat om de muziek.”
Maar met diverse mensen een kamer delen en maar over één sleutel beschikken, vinden sommigen toch niet zo fijn. “Je moet altijd op zoek naar de kamergenoot die de sleutel heeft.” De drummers Alexander en Fredriek hebben dat opgelost door de deur van de kamer gewoon open te laten. “We hebben daar alleen kleren liggen”, aldus Fredriek, “maar ik kan me voorstellen dat dit voor anderen niet zo is.”
Wat ook telkens naar voren komt: de wens om meer te kunnen jammen. “Er wordt wel gejamd, hier en daar, maar heel weinig”, vindt Hugo. “Misschien kan dat wat meer worden gestimuleerd.”
“Er zouden inderdaad meer jams moeten worden georganiseerd”, meent Elias. “Of er zouden ’s avonds een aantal vaste lokalen moeten worden voorbehouden voor jams, zodat je weet waar naartoe als je zin hebt om te jammen. Ik heb gisteravond met vrienden een half uur gezocht tot we een plek vonden waar we konden jammen.”
“Je zou op voorhand moeten weten wáár zal worden gejamd”
Fredriek beaamt: “Je zou op voorhand moeten weten wáár zal worden gejamd. Ik ben per toeval twee keer op een leuke jam gestuit, maar wellicht heb ik er ook een aantal gemist.”
Ook Alexander pleit voor wat stimulering tot jammen: “Ik denk dat veel mensen hier niet jammen, deels uit schrik, want je moet toch een drempel over. Je zit met diverse niveaus en met verschillende genres. Als je er dan niet wat wordt ingeduwd, is de kans groot dat je er niet aan begint.”
Voor een aantal mensen – vooral drummers en pianisten – is het zeulen met instrumenten van het ene lokaal naar het andere niet zo’n prettige bezigheid. “Het vraagt veel energie en tijd, die je hier eigenlijk niet hebt. Ik denk dat het een kwestie van organisatie is: waar zetten we de combo’s en kunnen we daar dan instrumenten plaatsen die er kunnen blijven staan?”, aldus Alexander.
Tom kaart een probleem aan dat hij ervaart als derde-keer-stagiair: “De instrumentlessen zijn elk jaar grotendeels hetzelfde. We hebben dagelijks 4,5 uur instrumentles, waarvan ik misschien 1 à 1,5 uur nieuwe dingen oppik en gedurende 3 uur dingen hoor die ik al weet. Niet dat ik ze al kan uitvoeren, maar waarvan ik weet dat ik er nog op moet oefenen. Ik vraag me af: als ik hierna nog terugkom, zal dat percentage nieuwe dingen alsmaar kleiner worden en is het dan nog boeiend? Dat weet ik niet. De leraren zijn goed, maar je zou kunnen werken met één terugkerende leraar en een rotatiesysteem voor de tweede leraar. Als je elk jaar komt, heb je dan toch telkens één andere docent. Dat komt de diversiteit ten goede, je hoort eens iets anders.”
Nog een bedenking van een paar gesprekpartners: het vrij groot aantal deelnemers in sommige disciplines, waardoor men individueel minder aan bod komt. “Toen ik hier voor het eerst kwam, waren we met tien zangers. Nu zijn het er achttien. Toen was er meer ruimte om iedereen individueel te horen zingen. Dat is aangenamer”, oordeelt Sofie. “Een pleidooi voor een numerus clausus? Ik weet het niet, men zou ook meer leraren kunnen inzetten.” (lacht). En dan snel: “Ach ja, natuurlijk, de organisatie weet niet lang van tevoren hoeveel geïnteresseerden zich zullen inschrijven voor elke discipline.”
Vanessa zou een start van de stage na de middag beter vinden, zeker voor mensen die van ver moeten komen. “Op maandagmorgen is er alleen even iets voor te spelen, om je niveau te bepalen. Dat zou je ook kort na de middag kunnen doen.”
Ook Veronique heeft een suggestie voor de start: “Die is nu voor veel mensen stresserend, met die audities. Na een rondje zich voorstellen, is het van: ‘speel eens wat’. Oké, het is nodig om de mensen in niveaus in te delen, maar dat kan ook anders. Zoals ze het dit jaar bijvoorbeeld met de bassisten hebben aangepakt: de docenten hebben eerst iets gespeeld, waarna ze voorstelden om allemaal samen iets te spelen, op basis van een bluesschema. Om de beurt moest iedereen dan even iets alleen spelen – soleren zeg maar – terwijl de anderen ondersteunden. Dat was een fijn samenspeelmoment, waaruit de docenten veel konden opmaken, denk ik. En ze brachten meteen ook dingen aan en konden zien hoe snel mensen die dingen oppikten. Ik denk dat je daar méér informatie uit haalt dan via een soort examenmoment…”
Maar de prijs voor de meest originele suggestie gaat naar Tom: naast de beschikbaarheid van Real Books voor de jams, stelt hij een les voor met een fysiotherapeutische insteek: welke houding aannemen tijdens het spelen en oefenen, hoe pijn aan spieren en gewrichten voorkomen of verhelpen? Geef toe: de creativiteit beperkt zich in Dworp duidelijk niet tot de muziek…
* * * * * *
Epiloog
Na een weekje zwoegen, zweten, studeren, vloeken, discussiëren, lachen en jammen presenteren de stagiairs – verdeeld over dertien combo’s – op de laatste avond het resultaat van al dat werk: een marathon van vijf uur musiceren. Ooit heeft iemand Destelheide een “kunstenklooster in een groene oase” genoemd. Een omschrijving waar de jazzstudenten zich zeker in zullen kunnen vinden.
Interview: Ivan Declercq