Stage in tijden van corona
Gemaskerd naar het jazzhospitaal
Quizvraag: welke beroepsgroep oefent tijdens zijn vakantie zijn beroep uit, ook in gebieden waar een epidemie heerst? Artsen en verplegers, zegt u? Jawel. Maar wij kennen er nóg een: muziekdocenten. Corona of niet, ze komen enthousiast naar de jazzstage in Dworp. Een docent: “Jazz en improvisatie, dat is een virus. Eenmaal je dat te pakken hebt, is dat voor het leven.” Soms ligt beeldspraak zomaar voor ’t oprapen.
Tekst: Ivan Declercq
Foto’s: Hans Verrijcken
Een dubbeltje op zijn kant. Dat is het minste wat je kon zeggen, de weken voorafgaand aan de jazzstage van de Halewynstichting. Soortgelijke stages in Wallonië waren al snel na de corona-uitbraak geannuleerd. De hele podiumsector ging overigens plat. De lente, de zomer: het zou een culturele woestijn worden. Het leek dan ook onwaarschijnlijk dat een stage – waar normaal toch zowat 100 mensen bij elkaar zitten – wél zou kunnen plaatsvinden.
Maar kijk, een goed geoliede machine – al bijna vijf decennia Halewynstages – laat zich zelfs door covid-19 niet stoppen. Met de nodige creativiteit – noblesse oblige – kan de ploeg van de familie Weyler op 27 juli 2020 toch een hele zwik jazzliefhebbers verwelkomen in vormingscentrum Destelheide. Uiteraard met de gouden corona-richtlijnen: handen wassen/ontsmetten, afstand houden, mondkapjes op. En met specifieke bijkomende maatregelen: binnen de grote muziekbubbel die ‘Destelheide’ tijdens zo’n stage is, worden drie sub-bubbels gecreëerd: pianisten/gitaristen, bassisten/drummers en blazers/zangers. Elke sub-bubbel krijgt een eigen plaats toegewezen in de eetzaal en combo’s worden pas gevormd tegen het einde van de stage. Het traditionele stagiairesconcert op de laatste avond wordt vervangen door een video-opname van elk combo in zijn repetitieruimte. Anders dan gebruikelijk, maar het mag een wonder heten dat de stage überhaupt doorgaat tijdens een nieuwe virusopstoot. Uitgerekend tijdens de stage wordt in de hele provincie Antwerpen voor het eerste sinds WO II een avondklok ingesteld!
Pakweg 93 muziekstudenten laten zich niet afschrikken door de pandemie. En het dozijn gereputeerde docenten? Die blijken blij dat ze elkaar terugzien en eindelijk weer eens muziek mogen spelen. En met studenten bezig kunnen zijn. Vreemd, als je al het hele schooljaar muziekdocent bent, om dan tijdens je vakantie les te gaan geven? We hebben het aan zes ‘anciens’ gewoon eens gevraagd.
We stellen deze zes graag even voor, maar omdat u vandaag nog wel andere dingen te doen heeft dan het lezen van dit artikel, gaan we hier niet in extenso uit de doeken doen met wie ze zoal op het podium hebben gestaan of de studio zijn ingedoken. Nieuwsgierig en toch een halve dag vrij? Klop hiervoor dan even aan bij oom Google en tante Wikipedia.
Bart Defoort
- ° Brugge, 10 februari 1964
- Saxofoon
- Vader klassiek muzikant, broer Kris jazzcomponist en pianist
- Afgestudeerd aan conservatorium Brussel
- Docent aan conservatorium Gent
- Zeer actief in de jazzscene sinds 1985
- Lid Brussels Jazz Orchestra sinds oprichting in 1993
- Voor de vierde keer docent op jazzstage Dworp
- Ruim 25 jaar docent op jazzstage AKDT in Libramon
- ° Sydney (AUS), 8 november 1967
- Zang
- Moeder zangeres, vader trompettist, oom violist
- Als zesjarige begonnen met viool, later overgestapt op zang
- Bachelor jazz aan Australian National University
- Tot 2004 zangdocente in Australië
- Master jazz aan conservatorium Brussel
- Docente zang aan muziekacademie Mechelen
- Van 2007 tot 2014: docente aan conservatorium Gent
- Eigen trio met echtgenoot Christophe Devisscher op bas en Patrick Deltenre op gitaar
- Zeven jaar docente jazz en pop op stage in Dworp
- ° Antwerpen, 14 juli 1964
- Drums
- Grootvader en oom drummers, broer accordeonist
- Kunsthumaniora Antwerpen
- Studie drums in VS, op uitnodiging van Jeff Hamilton
- Ruim 30 jaar actief in internationale jazzwereld, gespeeld met talloze grote namen. Maakt ook elektronische muziek
- Docent aan Lemmensinstituut Leuven
- Docent aan Conservatoire National Supérieur de Musique Parijs
- Voor het eerst op jazzstage in Dworp in 1980, als leerling. Heeft de afgelopen 40 jaar maximaal tien edities ervan gemist
- Docent op stages in Frankrijk en Italië
- ° Halle, 8 maart 1978
- Piano
- Muzikale vader (saxofoon) en schilderende moeder
- Afgestudeerd aan Lemmensinstituut Leuven
- Pianist en echtgenoot van zangeres Tutu Puoane
- Speelt met Brussels Jazz Orchestra, Rebirth Collective en WE Big Band van Carlo Nardozza
- Docent jazzpiano en ensemble aan kunsthumaniora Antwerpen
- Sinds 2004 docent op jazzstage in Dworp, afgelopen twee jaar ook docent stage in Libramont
Nic(olas) Thys
- ° Brussel, 27 augustus 1968
- Basgitaar en contrabas
- Afgestudeerd aan conservatorium Hilversum
- Woonde van 1999 tot 2007 in New York, speelde er met grote namen
- Sinds 2007 vanuit Brussel actief bij diverse groepen
- Docent aan conservatorium Antwerpen
- Docent stage in Libramont van 1995 tot 2011, sinds enkele jaren docent stage in Dworp. Ook docent geweest op jazzstage in Marciac (Frankrijk)
Serge Lazarevitch
- ° Saint-Germain-en-Laye (FR), 18 november 1957
- Gitaar
- 1975-1979: studie jazz aan Berklee College of Music, Boston.
- Komt in 1979 in België terecht, via bevriende saxofonist Steve Houben. Vervangt Bill Frisell in groep van Houben en als docent aan conservatorium Luik
- Van 1981 tot 1991 in Parijs, bij Orchestre National de Jazz
- Van 1988 tot 2010: docent jazz aan conservatorium Perpignan
- Sinds 2010: docent jazz aan conservatorium Montpellier
- Oud-strijder van stage in Dworp: doceert er sinds begin jaren ’80
- Doceert ook op stages in Libramont, Marciac en Lisieux
Mijn garagehouder staat tijdens zijn vakantie niet over een motor gebogen en mijn bakker niet aan een oven. Waarom gaat een muziekdocent dan wél doceren tijdens zijn vakantie?
Ewout schiet in de lach, bij zo’n vraag. “Ik weet niet in hoeverre wij doceren als ons beroep aanzien. Voor mij is het onderwijs een financieel vangnet en wellicht zelfs mijn hoofdinkomen, maar ik denk dat wij ons allemaal in de eerste plaats als muzikanten beschouwen. Lesgeven tijdens het jaar garandeert ons een zekere stabiliteit.”
Serge verwoordt het bijna op dezelfde manier: “Muziek doceren is voor ons niet echt een beroep. We maken gewoon muziek, er is het speelplezier, de overdracht van kennis. Het is ook belangrijk de jongere generaties te ontmoeten. Er is voorts het plezier samen te zijn, de positieve energie die je hier voelt.”
Dré: “Goh, mijn leven is niet ingedeeld in ‘werk’ en ‘vakantie’. Ik ben het zo gewoon om altijd muziek te spelen. Zo gewoon ook om informatie te krijgen van mensen naar wie ik opkeek, dat het mijn plicht is om nu zelf informatie door te geven, denk ik.” (lacht) “En zo’n stage is voor mij helemaal geen job, het is als een scoutskamp, een plaats waar je muzikaal-sociaal samen bent. Zelfs het lesgeven aan conservatoria voelt voor mij niet echt als werken, het is doorgeven van informatie. Het enige wat soms een beetje als werk aanvoelt, zijn de organisatorische aspecten van lesgeven.”
Het niet-schoolse van een stage is het aantrekkelijke aspect voor Bart: “Er hangt een aparte sfeer. Het is ook een ander soort publiek en het is uniek omdat je gedurende een week ter plaatse bent, je zit in een soort bubbel. Dit jaar is het woord zeker op zijn plaats, maar ook andere jaren is dat zo. Je bent een beetje afgesloten van de buitenwereld, een week helemaal gefocust op de muziek. Met collega’s hebben we er al over gehad dat het ideaal zou zijn om tijdens het schooljaar, in plaats van wekelijks twee-drie dagen les te geven, één of twee stages per maand te doen. Dat is namelijk zeer intens en mensen leren veel bij in een korte periode. Daarnaast is het een passie die we heel graag delen met mensen die ook die passie voor muziek hebben. Nee, het voelt niet aan als ‘werken’. Pas op: het is wel intens, hè. Je geeft hier toch elke dag zes uur les. Maar het is een andere sfeer dan gaan ‘werken’ in een school.”
“Het gééft energie”, zegt Kristen. “En het neemt ook heel veel energie. Ik zou het geen hele zomer willen doen.” (lacht) “Ik doe de twee stages bij Halewyn: de jazz en de pop. Dat zijn twee weken en eigenlijk is dat voor mij voldoende in de zomer.”
Nic is ontwapenend eerlijk: “Lesgeven aan het conservatorium is, qua aantal uren, geen enorm zware opdracht. We beginnen pas in de derde week van september en de meesten van ons geven dan één of twee dagen per week les. Dan zijn er ook nog diverse vakantieperiodes en halfweg mei zijn we klaar met het schooljaar. Je kunt het niet vergelijken met een leraar aan een middelbare school, die vijf dagen per week lesgeeft, van 1 september tot 30 juni. Daarnaast vinden wij het allemaal tof om met muziek bezig te zijn. Op deze stage geven wij wel les, maar we spelen ook zelf, we zien onze vrienden, we studeren en oefenen met de cursisten. En in de combo’s kun je muziek creëren. Het is geen passieve lezing, snap je? Het is boeiend, we worden erdoor geïnspireerd.”
Collega’s
Ook de ontmoeting met collega’s blijkt een motiverende factor. Ewout: “Dat is superbelangrijk. Oké, je komt elkaar in de loop van het jaar wel eens tegen, maar het is hier ook een clubje waar je buitenlandse collega’s ontmoet. Dit jaar zijn de Amerikaanse collega’s er niet, alleen Serge is uit het zuiden van Frankrijk kunnen afkomen. Maar zo’n stage is een centraal ontmoetingspunt, je kunt met een internationaal clubje gedurende een week alles delen.”
“Een beetje kampgevoel, zo onder ons”, noemt Kristen het. “Je leert allerlei muziek kennen door de gesprekken die je onderling hebt. Nee, we zien elkaar tijdens het jaar niet zo vaak als je zou denken. Bart en Dré zie ik wel eens, maar Anu (de andere zangdocente) had ik lang niet meer ontmoet.”
Bart beaamt: “Het is leuk om elkaar terug te zien en gewoon voor ons plezier samen muziek te maken. Er zijn collega’s die ik anders bijna nooit zie. Neem nu iemand als Dré Pallemaerts: ik zit met hem niet in een band of zo. Dus zijn aanwezigheid is voor mij ook een aantrekking om hier te zijn.“
“We kennen elkaar wel, maar je moet niet denken dat we elkaar zo dikwijls zien”, zegt Nic. “Van de collega’s hier, even kijken: ja, ik zit met Dré Pallemaerts in een band, met Bram Delooze ook, en nog een met Tim Finoulst. Maar we spelen niet zo vaak. Een hele week hier samen eten, praten, een beetje nonchalant met elkaar jammen, daar krijgen we anders nooit de kans toe. Als we in normale omstandigheden met een band spelen, dan is het: arriveren, soundcheck, eventjes iets eten, spelen en na afloop iedereen naar huis. En dan zie je elkaar vervolgens twee of vier maanden niet. We hebben dus zeker geen overdosis van elkaars gezelschap.”
Serge: “De stages waar we graag naartoe komen, zijn de stages waar we goed overeenkomen als pedagogisch team. We hebben de tijd om met elkaar te praten. Zeker dit jaar is dat belangrijk, want de hele cultuursector gaat nu door een erg moeilijke periode. En we hebben hier de gelegenheid om samen te spelen. Bovendien is het voor mij altijd een plezier om terug in België te zijn.”
Maar niet alleen de ontmoeting met collega’s is voor hem boeiend: “Wat ik op zo’n stage ook interessant vind: je komt in aanraking met mensen uit heel diverse milieus, met heel diverse beroepen, die je anders wellicht niet zou ontmoeten. Tijdens gesprekken met stagiairs ontdek je dat mensen soms een heel apart beroep hebben. Op een stage in Marciac was er een cursist die nogal timide was. Op een gegeven moment zat ik naast hem aan tafel. Bleek dat hij bij Aérospatial in Toulouse chef was van de missie die een satelliet rond Venus had gestuurd. Zo zie je maar, hè. Ik heb dat altijd aantrekkelijk gevonden, te horen waar andere mensen mee bezig zijn. Het leven, dat is niet alléén maar muziek, hè.”
Ewout: “Wat mij motiveert, is dat het zo plezant is om hier een week met mensen rond te hangen en met muziek bezig te zijn. Ook met mensen die niet noodzakelijk professionele ambities hebben, maar die wel heel ontvankelijk zijn om een week lang daarin ondergedompeld te worden.”
Ook voor Dré is de ontmoeting met studenten belangrijk: “Je bent altijd benieuwd naar nieuwe jonge muzikanten. Bij zo’n stage ziet je er altijd een aantal uitgroeien. De meesten die in België professioneel met jazz bezig zijn, zijn hier ooit gepasseerd. Dat geldt voor mij, maar ook voor Frank Vaganée, Diederik Wissels, Erik Vermeulen, Peter Hertmans, Kurt Van Herck, Michel Hatzigeorgiou, David Linx, Kris Defoort, heel mijn generatie zat hier. Toen ik hier voor de eerste keer kwam als stagiair, was Maarten Weyler net terug als afgestudeerde van Berklee College of Music in Boston. Die eerste keer waren hier Peter Ypma, John Clayton, Jeff Clayton… Juul Anthonissen liep hier ook rond. Deze stage heeft voor mij veel deuren geopend. John Clayton heeft mij geïntroduceerd bij Jeff Hamilton, die me uitnodigde om bij hem te studeren in Los Angeles. Het is dus hier begonnen. Je komt op deze stage echt midden de Vlaamse jazzscene terecht.”
Heterogene groep
Hoe moeilijk is het om les te geven aan zo’n heterogene groep: je hebt beginners en gevorderden, en de leeftijden waaieren uiteen van 16 tot pakweg 70 jaar?
Ewout: “Ik vind het een uitdaging en tegelijk plezant om les te geven aan mensen met beperkingen, zowel technisch als qua theoretische bagage of zelfs qua capaciteit van horen of ritmiek. Ik vind het een plezier om in een week tijd iets uit die mensen proberen te krijgen.”
“Ja, dat brengt wel wat uitdagingen mee”, zegt Kristen. “Maar soms is het ook goed om verschillende niveaus bij elkaar te hebben. Zolang de mindset, de attitude van de leerlingen, maar klopt, kun je van elkaar leren. Met een goede mindset bedoel ik: open staan, durven, een beetje zelfkennis – in de zin van: waar zit ik? – jezelf niet vergelijken met anderen, maar tegelijkertijd kunnen zeggen: dit kan ik en dat kan ik niet. Of beter: nog niet. En dan niet emotioneel ontdaan worden als je iets nog niet kunt. We zien het hier wel eens gebeuren dat iemand dat bombardement aan informatie niet kan plaatsen. Ja, je krijgt hier nogal wat, maar het is niet de bedoeling dat dit allemaal verwerkt wordt tijdens die week. De bedoeling is dat je het naar huis meeneemt en onthoudt voor je oefeningen doorheen het jaar.”
“Het is even een knop omdraaien”, ervaart Bart. “Het niveau is uiteraard lager dan aan een conservatorium. Je moet even terug naar de basics gaan. Maar ik ben ervan overtuigd dat een goede muzikant ook met die basis bezig blijft. Bij het lesgeven is voor mij het belangrijkste dat ik voel dat de studenten een aha-moment beleven, een plots inzicht in iets. Toen ik met jazz begon, ben ik hier zelf les komen volgen. Ik weet dus wat het is om dingen te ontdekken. Als ik dan zelf les kan geven aan jonge mensen of aan al oudere mensen voor wie muziek een hobby is, dan…”
“Kijk, jazz en improvisatie, dat is een virus, een muzikaal virus. Eenmaal je dat te pakken hebt, is dat voor het leven, hè. Ik heb dat onder andere hier gekregen. Als ik dat dan zelf kan doorgeven… dat geeft me voldoening. Natuurlijk moet je als docent aanvoelen wie snel mee is en wie niet. Maar ik zeg altijd: als je iets niet begrijpt, zég het direct. En we zijn hier per instrument met twee docenten, we delen de cursisten op in niveaus. Je kunt dus op diverse niveaus werken.”
Andere finaliteit
“Een voordeel en een nadeel, als je het vergelijkt met het conservatorium”, noemt Nic die heterogeniteit. “Maar daaruit mag je niet besluiten dat het per se toffer of makkelijker lesgeven is aan een conservatorium. Het nadeel van een conservatorium: de studenten zijn daar om professioneel te worden. Je moet dus wel een resultaat halen, er is een soort dwang, ze moeten gewoon goed worden. Hier is dat niet het geval: hier moeten ze beter worden, maar er is geen contract dat ze goed moeten worden. De finaliteit is heel anders, voilà. Het geeft in bepaalde zin meer vrijheid, minder druk. Kijk, je krijgt iemand op maandag en je doet je best om hem of haar op zaterdagavond naar huis te sturen met een leuke week achter de rug, een toffe ervaring en hopelijk wat bagage om thuis te studeren de daaropvolgende maanden. Maar je neemt de cursisten op het niveau waar ze zijn. Als iemand een beginner is en niet echt veel talent heeft, dan nog doe je je best. Maar er is geen contract: het is niet zo dat die persoon aan het einde van de week dit of dat absoluut moet kunnen spelen. Dat is aan het conservatorium wél een beetje het geval.”
Dat ervaart ook Ewout, die docent is aan een kunsthumaniora: “Hier is het vrijblijvender. Je hebt een week een engagement met die mensen en daarna is dat afgelopen. Aan de reguliere school heb ik leerlingen vier jaar onder mijn hoede, van het derde tot en met het zesde middelbaar. Dan is het belang groter van een persoonlijke klik, maar ook van hun drive, hun motivatie en werkkracht om iets te willen doen met de informatie en de opdrachten die ik hun geef. Terwijl hier, op stage, wordt in groep lesgegeven en elk individu doet met die informatie wat hij of zij wil. Ik lig er niet van wakker wat daar de komende weken mee gebeurt. Maar als ik aan de kunsthumaniora een gastje van 14 jaar binnenkrijg, dan is het mijn bedoeling dat ik die zo ver krijg dat hij vier jaar later met succes een ingangsexamen aan het conservatorium kan doen. Het is mijn job ervoor te zorgen dat hij daar klaar voor raakt. Dan moet er wederzijds engagement zijn om dat waargemaakt te krijgen. Hier, in Dworp, is het meer van: geven wat je denkt te moeten geven en de stagiairs doen ermee wat ze willen. Een groot aantal van de mensen hier zijn gewoon muziekliefhebbers. En ik vind het belangrijk om daar contact mee te maken. Dat zijn ook de mensen die naar je concerten zullen komen kijken.”
“Het is anders, maar ik denk dat wij vooral zin hebben in ‘spread the word’”, lacht Dré. “Een andere methodiek? Nee. Kijk, we zijn ook allemaal ergens begonnen. Ik vind het even interessant om te praten over basic dingen als over heel advanced zaken. Voor mij maakt dat niet uit. Als er maar aandachtige studenten zijn die graag iets willen leren. Bovendien, we delen de cursisten hier wat volgens niveau op. Maar bij de drummers is er meestal niet zo’n heel groot verschil. Het zijn vaak jonge mensen die ofwel preconservatorium zijn ofwel al aan het conservatorium studeren. Of je hebt iets oudere mensen die héél geïnteresseerd zijn in muziek.”
Serge: “Het is gemakkelijk les te geven aan mensen die zeer goed spelen. Maar ook aan het conservatorium heb je diversiteit, hoor. De ene is al meer gemotiveerd dan de andere. Dáár heb je wel minder diversiteit in leeftijd. Het niveau dan? In het begin dat ik naar Dworp kwam, had je weinig opleidingen jazz. Vaak kwamen jonge talentvolle muziekstudenten dan naar zo’n stage om muzikanten te ontmoeten en te studeren. Maar nu heb je overal conservatoria waar jazz wordt onderwezen. Studenten aan die conservatoria gaan niet nog eens een zomerstage doen. Dat is een verandering, die je ook in Frankrijk ziet. Je kunt dus stellen dat het niveau nu meer op amateurniveau is. Maar het niveau op zich vind ik minder belangrijk, wat mij méér interesseert is de motivatie van de mensen. Je ziet soms mensen met weinig muzikale bagage, maar met veel zin. Wat ik ook zeer bevredigend vind, is het concert aan het einde van de stage, als je ziet wat je hebt kunnen bereiken, in minder dan een week tijd, met een groep. Dat hoeft niet per se een hoog niveau te hebben, maar het is toch muziek wat die mensen daar samen maken. Dat is toch super?”
En elders?
De meeste docenten hebben ook ervaring met jazzstages in Libramont, Marciac en elders. Waarin verschillen die van de jazzstage in Dworp?
“In Libramont gaat het er wat meer zuiders aan toe”, glimlacht Ewout. “Daar wordt zwaarder gefeest dan hier. De jamsessions vinden er in de bar plaats en dat kán daar omdat het een afgelegen domein is: je krijgt er geen last met de buren. Hier moeten we wat dat betreft wat voorzichtiger zijn. Er wordt daar veel minder geslapen dan hier, is mijn indruk.” (lacht) “Hier is alles strak georganiseerd, terwijl het daar allemaal wat losser is. Maar ik vind het alle twee leuk. Ik kom de jongste jaren wel meer uitgerust thuis van Dworp dan van Libramont. Vanwege het nachtleven, inderdaad.”
“Je hebt daar tegelijk andere disciplines, zoals plastische kunsten”, voegt Nic eraan toe. “Er zijn daar dan honderden kunstenaars bij elkaar. Dat geeft een boeiende creatieve sfeer in de hele campus. Een levendig nachtleven? Jawel, het is zuidelijker, het is Wallonië. De jams in de bar, met de alcohol, dat gaat tot diep in de nacht. Mensen dansen daar ook, dat is wel tof. Maar het aantal uren les zal ongeveer hetzelfde zijn als hier in Dworp. Er wordt daar zeker niet minder hard gewerkt. Ze hebben daar zelfs geen koffiepauze.”
Bart: “De ambiance is anders, door de aanwezigheid van andere kunstdisciplines. Voor de rest is het heel gelijklopend, qua instrumentlessen. Het aantal lesuren zal ongeveer hetzelfde zijn. Maar je kent de werkethiek en de stiptheid van de Vlaming, hè. In Wallonië is dat een beetje anders. Maar ook daar wordt heel hard gewerkt, hoor. Vooral ’s avonds is de ambiance er anders dan hier.”
“Die stage daar is een beetje wilder, met sfeer in de bar”, zegt Kristen, wier man Christophe twee keer in Libramont heeft gedoceerd. “Misschien is het een beetje het verschil in cultuur tussen Vlaanderen en Wallonië, dat het daar iets meer ontspannen aan toe gaat. Ik denk ook dat de gemiddelde leeftijd in Dworp iets lager is. Heel tof is dat het een multidisciplinaire stage is: je hebt er ook beeldende kunst en mode, dat is geweldig, als idee. Er zijn kruisbestuivingen, Christophe vertelde me dat zijn bassistenklas er geïmproviseerde muziek heeft gemaakt bij een modeshow.”
“Libramont is uniek door die mix van muziek met plastische kunsten en mode”, bevestigt Serge. “Dat maakt die stage enorm: er zijn daar bijna 500 stagiairs. En vlakbij, in Neufchâteau, loopt een stage van traditionele muziek. Maar voor de rest is de stage vrij gelijklopend met wat hier gebeurt. Voor de docenten is het zeker niet relaxter in Libramont dan hier. Het is vermoeiend, want best wel intens. Ook voor de stagiairs trouwens: als die mensen niet de gewoonte hebben dagelijks met muziek bezig te zijn, vergt het wel veel concentratie.”
“Wat deze stage ook gemeen heeft met die van Libramont, is dat we buiten een stad zijn. Je zit als het ware in een bubbel. Ik heb ook stages gedaan in het centrum van een stadje, zoals in Lisieux, in Normandië. Je kunt ’s avonds dan even in de stad op restaurant of op café gaan. In Marciac had je dan weer elke avond de concerten van het festival dat daar tegelijk loopt.”
Ook Dré heeft ervaringen met de stage in het Franse Marciac: “De lestijd is er korter, want de studenten gaan ’s avonds natuurlijk naar alle concerten. Dat is een andere set-up. Hier in Dworp zitten we afgezonderd in een toch comfortabele omgeving om te spelen. Maar ja, hier is het echt wel een kamp, hè.” (lacht).
Anders en beter?
Als ze iets aan de stage zouden veranderen, wat zou dat dan zijn?
Nic moet niet lang nadenken: “De refter. Sorry, ik moet het zeggen zoals het is: het eten is niet te vreten. Maar in Libramont is het niet beter.”
Dré schiet in de lach: “Tegenover 25 jaar geleden is het al fel verbeterd. Wij lachen daar wel eens om. We noemen het de jazzgevangenis of het jazzhospitaal.”
Serge verwoordt het iets diplomatischer: “Als we hier een beetje beter zouden kunnen eten… In Libramont is het een ietsje beter, vind ik. Maar goed, de refters van scholen en universiteiten, dat is ook een beetje van dat.”
Hij betreurt wel dat niet meer in de bar kan worden gejamd, zoals dat vroeger gebeurde. Vanwege de buren is dat niet meer mogelijk. “Dat bracht een zekere gezelligheid, die er nu minder is. Maar daar kan de organisatie niets aan doen. En die laatste is overigens uitstekend hier. Ik kom elk jaar met veel plezier terug.”
Dat geldt ook voor Dré: “Ik heb geen idee van wat zou moeten worden veranderd. Ik ben ermee opgegroeid, voor mij is dit dé referentie. Kijk, andere stages zijn ook leuk, maar: ze hebben hier echt wel véél ervaring, hè. Ze zijn hiermee begonnen in de jaren ’70. Door de jaren heen hebben ze de stage gemaakt tot iets wat heel intens is, maar toch comfortabel.”
“Een te vol programma? Je zou de cursisten dat even moeten vragen, vier-vijf maanden later. Dan zijn ze wellicht tot de vaststelling gekomen dat het een intense week is geweest waarin ze zoveel hebben geleerd dat ze voor een eind weg kunnen. Oké, het is een week dril, maar voor jonge muzikanten is dit… Bon, er zijn soms wel wat crisissen en inzinkingen, zo rond de tweede of derde dag.” (lacht)
Bart: “Ik kan niet direct iets bedenken om de stage te verbeteren. Minder uren les, ten voordele van meer combo? Nee, ik vind twee uur combo per dag voldoende. Hoewel, een hele namiddag combo zou misschien iets zijn om eens mee te experimenteren. Maar voor mij hoeft het niet echt. Als je veel cursisten hebt en er alleen ’s morgens instrumentles zou zijn, zou dat te kort zijn. Het is de bedoeling van zo’n stage om de mensen veel informatie te geven, waar ze maanden of zelfs jaren mee verder kunnen.”
Kristen bekijkt dat iets anders: “Als ik de jazzstage vergelijk met de popstage, dan vind ik dat er in de jazzstage meer combo-uren zouden kunnen. Tijdens de popstage is het heel de middag combo. De twee uur ensemble per dag tijdens de jazzstage vind ik wat weinig, zeker als je naar een concert toe werkt. Je wilt toch een zeker niveau van afwerking hebben. Meer uren, dat zou combo’s echt helpen meer gewoon te kunnen spelen. Al was het elke dag eventjes een blues spelen, zonder het doel van afwerking, gewoon spelen, elkaar leren vinden op muzikaal gebied.”
“Of er méér of minder les moet zijn? Zeker niet méér! Als je heel het aanbod – inclusief de theoretische en technologische lessen ’s avonds – volgt, dat is wel zwaar. Maar goed, die lessen ’s avonds zijn facultatief en wie dat wil doen, moet dat maar doen. En Maarten is als docent een echte entertainer. Hij slaagt erin om belangrijke maar soms droge materie op een speelse manier aan de leerlingen mee te geven.”
Ewout zit grotendeels op dezelfde golflengte als Kristen: “Conceptueel gezien is dit hier dik in orde. Maar als ik iets moet zeggen: ik vind dat er misschien iets té veel les is op een dag, zowel voor de studenten als voor de docenten. Misschien zou er iets van de instrumentlestijd kunnen worden opgeofferd ten voordele van tijd voor het ensemble. Ik heb het gevoel dat veel studenten vinden dat ze het meeste leren in die combolessen, omdat die praktisch zijn. Terwijl het voor de docent tijdens een instrumentles in groep een grote uitdaging is om het niet al te theoretisch te maken.”
De stage vindt plaats in volle coronacrisis. Hebben de docenten getwijfeld om in zo’n grote bubbel te gaan zitten?
“Neen”, klinkt het direct bij Dré, Nic, Ewout en Serge. “Vorig weekend moest ik naar een huwelijksfeest en dat vond ik op een of andere manier een groter probleem, “ zegt Dré. En Nic: “Ik probeer een beetje op te passen. Ik zet mijn masker op, was mijn handen vaak en ga niet te dicht bij mensen. Gewoon wat common sense.”
Bart heeft wél eventjes zijn twijfels gehad: “Zo’n paar dagen voor de start. Maar tegelijkertijd denk ik: als ik mijn social distancing houd, mensen geen hand geef en niet omhels, dan moet je gewoon hopen op het beste, hè. We leven nu al een paar maanden zo.”
Ook Kristen was er niet gerust op: “Vorige week was verschrikkelijk, ik zat voortdurend naar het nieuws te kijken. En ik begon gestresseerd te geraken. De eerste dag hier, op stage, was ik niet goed, van de stress. Ik zit in een risicocategorie, omdat ik diabetes heb. Het voelde niet echt als oké, weet je. Een ingeschreven zangeres is de eerste dag niet gekomen, omdat ze op de resultaten van een coronatest wachtte. De volgende dag hebben we vernomen dat ze positief was getest. Stel je voor dat de timing een klein beetje anders was geweest… En er worden hier wel bubbels gevormd, maar de leraren zitten wel samen aan tafel om te eten. Is dat dan niet het mengen van die bubbels? Maar goed, hout vasthouden en hopen dat er niets gebeurt.”
Er is vooral blijheid dat de stage wél kan plaatsvinden. Het annuleren van alle concerten zit de meesten behoorlijk hoog.
Ewout: “Ik ben heel blij dat de stage in Dworp niet is geannuleerd. Ik ben het als uitvoerend muzikant echt beu dat wij ‘de bonen mogen vreten’. Kijk naar wat in Antwerpen gebeurt… Ik snap dat er maatregelen moeten worden genomen, maar ik heb de afgelopen anderhalve week twee-drie optredens gedaan met coronamaatregelen: als ik zie hoe die evenementen waren georganiseerd, met social distancing, allerlei ontsmettingsmiddelen, mondmaskers, met personeel om alles goed te controleren… Dan vind ik het erg dat we worden bevolen om werkloos thuis te zitten. Ik ben heel blij dat Maarten en Mies een manier hebben gevonden om deze stage toch te kunnen laten doorgaan.”
Dré zit op dezelfde lijn: “We hebben al een hele tijd niet veel meer gespeeld, hè. Voor ons is dit een mogelijkheid om weer muzikanten te ontmoeten en samen te spelen. Voor mensen die geen job in het onderwijs hebben is die hele coronacrisis trouwens een regelrechte ramp.”
“Ja, een groot deel van onze inkomsten als muzikant is weggevallen” zegt ook Bart. “Oké, we geven wel les, maar mijn beroepsinkomsten als muzikant dienen om bepaalde kosten te betalen. Die inkomsten zijn er nu al enkele maanden niet meer. Ik ben blij dat ik deze week eens kan werken.”
Nic relativeert het financiële aspect, wat hem persoonlijk betreft: “De crisis is vooral erg voor de culturele sector. Ik heb geluk, want ik geef les en heb een maandloon. En ik heb de afgelopen dertig jaar overal en heel regelmatig gespeeld. Een break van een paar maanden, dat kan ik wel hebben. Maar voor de jonge generatie is het een ramp, om diverse redenen: financieel, én niet de kans krijgen om ervaring op te doen om een betere muzikant te worden, om een naam te worden in de muziekwereld. Maar ook een ramp voor hun moreel: het is triest als de jeugd geen perspectief heeft.”
“Natuurlijk ben ik blij met deze stage”, reageert Serge. “Het is de enige activiteit die ik heb van de hele zomer. Sinds maart heb ik nog maar twee concerten gedaan, waarvan één betaald. Al de rest is geannuleerd. En dat zal voor deze herfst wellicht ook het geval zijn. Gelukkig doceer ik aan het conservatorium, net als mijn vrouw, we hebben dus nog een salaris. Maar ik heb vrienden-muzikant die sinds maanden geen inkomsten meer hebben. En het ergste is dat er helemaal geen perspectief kan worden geboden. Als men nu zou zeggen dat het tot november of tot december zou duren, of dat het volgende lente of zomer weer beter zal zijn…. Maar men weet het niet.”
“Schrik om dit jaar naar hier te komen had ik niet. Ze hebben hun zaakjes hier goed geregeld. Men is voorzichtig. Het ergste voor mij was dat ik zeven uur trein heb gedaan met een mondmasker op, wat niet aangenaam is. Maar als dat moet, maak ik daar geen probleem van. Het is een kwestie van burgerzin. Bovendien heb ik een zeer goede vriend verloren door covid-19. Een gitarist van mijn leeftijd, uit Bretagne. Hij heeft twee weken in een coma gelegen en hij is er niet meer uit ontwaakt.”
Serge deelt met Nic de bezorgdheid om de jeugd: “Uit de conservatoria komen volop getalenteerde muzikanten, met dromen en ambitie, en dan is het nu alsof men het gordijn laat zakken. Er zijn geen concerten, er komt geen geld binnen. Het is moeilijk geworden om te leven van de muziek. Er zijn nu veel meer muzikanten dan vroeger, wat normaal is met al die scholen. Maar er zijn niet méér plaatsen om te spelen dan vroeger. Daardoor dalen de gages die muzikanten betaald krijgen. Ik praat daarover met mijn leerlingen. Ik denk dat over tien-twintig jaar veel mensen meer dan één beroep zullen hebben. Ik heb dat al gezien in de Verenigde Staten.“
Maar na een uitvoerig betoog is zijn conclusie toch: “Een passie hebben en daar dan ook nog eens van kunnen leven, dat is toch een superprivilegie, zelfs als het niet altijd makkelijk is.”
° ° °
Epiloog
Tijdens de stage is niemand besmet geraakt met covid-19.